De tapijten die in Deventer werden gemaakt, waren wereldberoemd. Hoe ontstond het idee de oosterse weefkunst hier verder te ontwikkelen? Een zoektocht naar de geschiedenis van een verlaten fabriek.

Het is een druilerige dag, begin januari 2022. Rond een uur of twee zeg ik tegen mezelf: ‘Mooier dan dit wordt het vandaag toch niet. Vandaag alleen een ommetje.’ Gedachteloos trek ik vanuit mijn huis Voorstad in. Straat uit, linksaf, weer rechts en zo dwaal ik door de wijk. Zonder doel. Weinig bewust van de omgeving. Het gefluit van de vogel maakt mij ‘wakker’ en ik zie dat ik inmiddels in de Smyrnastraat ben beland.

Ik passeer een leegstaand fabrieksgebouw. Ik mompel: nog steeds niet in gebruik. Wonderlijk, zo’n mooi en doorleefd gebouw zit nog steeds te wachten op nieuwe bewoners of activiteiten. Tapijtfabriek – Smyrna – schiet door mijn hoofd. Ik herinner mij dat we er thuis weleens over spraken. Het sprak tot mijn verbeelding. Mijn moeder borduurde Smyrnakussens. Met een speciale soort haaknaald haalde ze dubbelgevouwen draadjes van een bepaalde lengte door een stramien. De draadjes werden op of in het stramien geknoopt, zo ontstond er een zachtpolig kussen.

Als kind vroeg ik mij af of de arbeiders in de fabriek op dezelfde wijze te werk gingen. Ik was overigens altijd een beetje trots wanneer men sprak over de Deventer handgemaakte tapijten. ‘Wereldberoemd’, zeiden ze dan. Zelfs het Paleis op de Dam had tapijten uit Deventer.

 

 

Bestrijding van armoede
Verdiept in mijn herinneringen loop ik naar huis. De tapijtfabriek blijft mij bezighouden. Wanneer is de fabriek eigenlijk gesloten? Thuis typ ik bij Google ‘Smyrna tapijtfabriek’ in en kom ik terecht op de site van de digitale bibliotheek Overijssel. De volgende zin treft mij: ‘Aan de basis van de Koninklijke Tapijtfabriek Deventer staat de bestrijding van armoede.’ Geboeid lees en zoek ik verder.

In 1777 schrijven de schepenen en raad van Deventer een prijsvraag uit om de armoede in het gebied rond Deventer te bestrijden. De Zwitser Gautier Zindel komt met het voorstel een fabriek te bouwen. Van zijn plan komt niet veel terecht, maar het idee wordt overgenomen door Peter en Willem Boers. Zij krijgen een vergunning en octrooi om een katoen- en dweilenfabriek op te richten. Een voorwaarde is dat men werkverschaffing biedt aan hulpbehoevenden. Later wordt de fabriek overgenomen door de familie Birnie en wordt het een zeil- en tapijtmakerij.

Ik lees verder. Binnen de fabriek is altijd aandacht geweest voor arbeidsomstandigheden, gezondheid en welzijn van de arbeiders. In de loop van de negentiende eeuw richt men een fonds voor geneeskundige behandeling op en geeft men leningen voor begrafenissen. Er wordt een armenschool opgezet, later een bedrijfsschool. Men neemt geen vrouwen aan die veel kinderen hebben, een vrouw hoort thuis te zijn. Sterke drank verklaarde men uit den boze. Nu zouden we dat bemoeienis in de persoonlijke levenssfeer vinden, maar in die tijd waren dit mijns inziens goede initiatieven.

Een ander prachtig voorbeeld van het afstemmen van de arbeidsomstandigheden: in 1848 besluit de directie het loon voortaan op donderdag uit te betalen, en de werkdag op vrijdag pas om tien uur ‘s ochtends te starten. Zo kunnen de arbeiders hun inkopen op de – nu nog steeds bekende – vrijdagmarkt doen.

 

Haaientanden
In 1902 verhuist de Koninklijke Tapijtfabriek naar wat toen de rand van Deventer was. Dit zijn dus de panden die ik op deze druilerige dag tegenkwam in de Smyrnastraat: de panden met hun mooie kenmerkende ‘sheddaken’. Vanaf de zijkant zijn het net haaientanden. Het zijn typerende daken voor deze industrie, ze zorgen voor lichtinval van boven.

Terug naar de Smyrnastraat. Wat is nu de reden dat een tapijtfabriek Smyrnakleden, van oorsprong oosterse tapijten, gaat maken? In het boek Geknoopt en geweven van Sam de Visser en Nina Herweijer (2014) lees ik het volgende verhaal.

Mevrouw Schimmelpenninck klopt in 1813 aan bij de tapijtfabriek in Deventer, toen op de hoek Nieuwstraat/Smedenstraat. Van haar familie in Deventer heeft ze over deze fabriek gehoord. Ze heeft een oosters tapijt dat is beschadigd, het heeft brandplekjes en -gaten. Misschien is het wel een tapijt uit de herenkamer, de kamer waar sigaren gerookt en cognac gedronken werd. Geen wonder dat een sigaar weleens van de rand van de asbak rolde.

 

Product van stand
Het tapijt is een kostbaar bezit van de familie en mevrouw Schimmelpenninck vraagt of men dit in Deventer kan herstellen. Eigenlijk heeft de directie geen idee, maar dat laat ze niet merken en accepteert de klus. Met veel interesse onderzoeken een aantal medewerkers, waaronder de zoon van de directeur, hoe het kleed gemaakt is. Het lukt hun het tapijt te herstellen.

 

‘De directie had geen idee, maar accepteerde de klus’

 

De zoon die erbij betrokken was, David Gerhard Birnie, ziet wel wat in deze techniek en ontwikkelt een nieuw weefgetouw waarmee de Smyrnaknoop gemaakt kan worden. Zo gebeurt het dat een Smyrnatapijt niet alleen meer uit het Oosten komt, maar ook uit Deventer. Een product van stand, degelijk, het gaat een leven lang mee – mits de heren wakker blijven en de sigaren aandachtig op de rand van de asbak leggen.

Inmiddels ben ik het druilerige van de dag helemaal vergeten. Het is schemerig geworden. Ik steek de lamp aan en besluit een stukje te schrijven over hoe de Smyrnastraat aan zijn naam kwam. En wanneer het gaat om sluiting van de fabriek: dat was in 1978.