De verhalen
De verhalen

Wat een stijve stad, dacht de Voorburgse Anneke van Onselen als kind over Deventer. Toch ging ze er als jonge vrouw wonen, en is ze nooit meer weggegaan. Jarenlang gaf ze schilderles in Schalkhaar. ‘Schilderen verbindt.’

Het is een stralende koude herfstdag. De zon schijnt door de laatste goudgele bladeren van de platanen op het binnenplein van Ravelijn, een schitterend woongebied met nieuwbouw op de plek van de oude wijk Hoornwerk, net buiten het centrum van Deventer. Tijdens de rondleiding door haar huis is het al gauw duidelijk dat Anneke van Onselen schilder is. ‘Wel een amateur’, zegt ze er direct bij. Aan alle wanden hangen haar kleurrijke schilderijen. Op de vloer ligt een kleurige kelim, op de stoelen prijken vrolijke kussentjes. Het past wonderwel bij de kleurige vrouw die Anneke is. Trots laat ze ook werk van haar kinderen en kleinkinderen zien. De meesten van hen hebben ook een creatief gen.

Ravelijn ontleent haar naam aan de oorspronkelijke functie van dit gebied: de plek van het hoornwerk, de verdedigingsmuur van Deventer. Ravelijn betekende in de Middeleeuwen vesting. De glazen wand van het achterste woongebouw symboliseert le courtine, het gordijn, de weermuur van de vesting. De gebouwen ervoor, waarin Anneke woont, staan als verdedigingswerken voor die wand. In het logo voor de nieuwe vlag van Ravelijn, door Anneke ontworpen en door een medebewoner op de computer gerealiseerd, zijn de contouren van de vesting te zien, tegen de rood-gele achtergrond van Deventer. 

Het oude Hoornwerk was een wijk met veel vleesverwerkende bedrijven, die allang zijn gesloten. Een deel van de Turkse werknemers van de vleesfabrieken woont nu, zoals beloofd door de gemeente, in Ravelijn. Soms is het schipperen tussen twee culturen. Anneke is als lid van de bewonerscommissie een van de initiatiefnemers om de integratie van Turkse en Nederlandse bewoners te stimuleren. Een verbinder kun je haar wel noemen.

 

 

In de keuken in bad
Wie keken er, behalve haar vader en moeder, nog meer in haar wieg? ‘Mijn opa en oma van moederskant uit Deventer’, vertelt Anneke. ‘Ik bleef enig kind. Mijn vader was vaak maanden van huis. Hij voer als werktuigkundige op een vrachtschip. Als mijn vader op zee was ging ik met mijn moeder voor de gezelligheid logeren bij opa en oma in Deventer. We gingen lang en vaak, later alleen in de schoolvakanties.’

‘Het staat me nog zo helder voor de geest’, vertelt ze. ‘Het huis van opa en oma in de Burgemeester IJssel de Schepperstraat, nog zonder badkamer. Wekelijks ging iedereen in de grote teil in de keuken in bad, nadat eerst water op het fornuis was gekookt. Het was een klein huis, een gastvrij huis. Twee logees erbij vonden opa en oma alleen maar gezellig. Ze verhuurden ook regelmatig een kamer aan een student van de Landbouwschool.’

Anneke bewaart fijne herinneringen aan de wandelingen met haar opa. ‘Onderweg liep hij te neuriën, met z’n handen op z’n rug. Ik legde mijn handje dan in zijn handen. Ik herinner me nog de oude Schipbrug, en het heen en weer varen met het pontje tot ik er genoeg van had – want zolang je het pontje niet verliet, bleef je kaartje geldig. Zo heerlijk, dat varen op de IJssel.’ 

Ze denkt nog wel eens terug aan de Walstraat met zijn krotwoningen, en aan de Beestenmarkt waar elke vrijdag nog echte koeien werden verhandeld. ‘En aan de kerstnachtdienst in de Bergkerk, met echte brandende kaarsen op elke bank’, zegt Anneke. ‘Op een avond vloog de voile van de hoed van een mevrouw bijna in de fik.’

 

Rode stad
De kinderen in de buurt van haar opa en oma vonden haar maar een vreemd kind, vertelt ze. ‘En ik vond Deventer een stijve stad. “Een rode stad”, leerde mijn opa mij. “Zelfs het vee langs de IJssel is rood.” Toch had Anneke een fijne kindertijd, zowel in Deventer als in Voorburg, met een moeder bij wie ook altijd alles kon en iedereen welkom was.

Anneke ging naar de lagere en middelbare school in Voorburg, en daarna naar de Kweekschool voor Onderwijzeressen in Den Haag. Daar haalde ze het diploma kleuterleidster. Tekenen en schilderen deed ze in die tijd al. ‘Een beetje creatieve aanleg heb je in het kleuteronderwijs wel nodig’, vindt ze, ‘om bijvoorbeeld een mooie bordtekening te kunnen maken.’

Toen Anneke en haar moeder later meevoeren op het schip van haar vader, van Genua naar Rotterdam, werkte op het schip ook Ben, haar huidige echtgenoot. Maar omdat Anneke vol overtuiging zei: ’Voor mij geen zeeman!’ maakte hij geen avances. 

‘Ik trouwde jong met een echte Deventenaar’, vertelt ze. ‘Mijn schoonfamilie vond dat ik maar snel Dèventers moest leren, anders hoorde ik er niet echt bij.’ Ze woonden eerst in Apeldoorn, daarna in Deventer op verschillende adressen en uiteindelijk in Schalkhaar. Op de achtergrond werkte Anneke zestien jaar mee in het autobedrijf van haar man. Ondertussen werden er drie kinderen geboren, twee jongens en een meisje. Maar het huwelijk liep spaak.

‘Na mijn scheiding kon ik aan de slag als invaller in het kleuteronderwijs’, vertelt Anneke. ‘Op voorwaarde dat ik mijn dochter van drie mee kon nemen. Want kinderopvang was er toen nog niet. Tussen de middag deed mijn dochter een slaapje in een kampeerbedje in het kantoor. Op school zei ze “juf” tegen mij en thuis “mama”. Ze vergiste zich nooit.’

 

‘Ik moest snel Dèventers leren, anders hoorde ik er niet bij’

 

Zeemansvrouw
En ja, toen maakte Ben toch avances. ‘Alsnog trouwde ik met een zeeman’, lacht Anneke. ‘Het ritme, maanden alleen met de kinderen en daarna maanden helemaal samen, kende ik al van thuis. Het past mij ook wel, weer even mijn eigen dingen doen.’

Toen de kinderen allemaal het huis uit waren besloot Anneke om weer te gaan studeren, aan de Pabo, de opleiding tot tekendocent. Het was pittig, ze moest vier avonden per week naar school. Dit combineerde ze ook nog met het meevaren met Ben, soms zeven of acht weken lang. Maar het lukte.

Anneke koos er niet voor om leraar te worden op een middelbare school, maar om schilderles te gaan geven in het buurthuis in Schalkhaar. Van de groep cursisten waarmee ze begon zijn er nu, na 22 jaar, nog vijf over. Het zijn heel persoonlijke contacten geworden. ‘Schilderen verbindt’, zegt ze. ‘Het geeft verdieping en raakt aan andere aspecten dan de ratio.’ Het liefst zou ze zelf ook vaker schilderen en zich daarin verder ontwikkelen, ze zou zelfs wel weer les willen krijgen.

 

 

Met Ben loopt ze graag door de stad. ‘We komen er vaak bekenden tegen. Mijn favoriete plekken zijn de Brink, de Bergkerk en de Walstraat – behalve in het weekend, dan vind ik het daar te druk. In het avondzonnetje aan het water zitten op de Benedenwelle vind ik ook heerlijk. Onze stamkroeg is de Sjampetter, voor een glaasje na een wandeling langs de IJssel. We genieten daar van het gezellige geroezemoes om ons heen, het voelt als een warme deken. En dan blijven we lekker zitten voor een dagschotel.’

Toch vindt Anneke dat Deventer als gemeente ook nog wel wat kan verbeteren. Zo vindt ze dat de bewoners sneller betrokken zouden kunnen worden bij nieuwe plannen voor de stad. Zoals de inrichting van het Grote Kerkhof, de bomen bij de bibliotheek aan de Stromarkt: ze zou best een inspreker willen zijn.

 

Brieven
Alle brieven die Anneke en Ben elkaar tijdens zijn reizen hebben gestuurd zijn bewaard gebleven. Dat zijn er heel veel. Nu pakken ze regelmatig een willekeurige brief uit de verzameling en lezen die aan elkaar voor. Een moment om samen stil te staan bij hoe het allemaal is gekomen. Soms blijken dingen ook akelig actueel te zijn.

‘Ik zie mezelf als een blij mens’, zegt Anneke. ‘Ondanks teleurstellingen en verdriet toch een blij mens.’ Toch wil ze bij haar levensverhaal ook een kritische kanttekening plaatsen. ‘Eigenlijk pas je je altijd aan, als vrouw. In een andere situatie was ik misschien wel hoofd van een school geworden.’

 

Fotografie: Lieke Kooyman 

Han Nijhof (85) heeft alle veranderingen in het Havenkwartier meegemaakt. Van een verpauperd bedrijventerrein is het nu een plek met allure. ‘Ik hoop hier nog heel wat jaartjes te genieten.’

‘Ik ben de oudste bewoner van het Havenkwartier én ik woon er het langst. Bijna 55 jaar’, glundert Han Nijhof (85), een rijzige man met een enorme grijze baard. Hij moet hard lachen als ik hem vraag of hij al die jaren in de brugwachterswoning heeft gewoond. ‘Ik woon in dit huis pas sinds 2012, nadat mijn zoon hier acht jaar antikraak heeft gewoond. Voordien woonde ik jarenlang aan de Mr. H.F. de Boerlaan op nummer 129. Dat huis is afgebroken. Het brugwachtershuis had altijd al mijn aandacht. Prachtig gebouwd in Amsterdamse stijl, je woont er heel rustig met een mooi uitzicht over de IJssel. Ik ben heel blij dat ik er woon.’ 

Wie vanaf de A1 richting centrum rijdt, ziet, pal achter de zwarte silo, het brugwachtershuis liggen. Het huis is begin jaren twintig gebouwd. ‘Het precieze jaar weten we niet, het moet ongeveer in 1923 zijn geweest. De zwarte silo, aan de ingang van de binnenhaven, is toen opgeleverd. Het meest logisch is dat dit huis gelijktijdig gebouwd is.’ 

 

 

‘Het hoekraam op de benedenverdieping maakte altijd al indruk op mij. Zulke ramen werden vroeger niet vaak gebruikt. De brugwachter had door dit raam een goed panorama op zowel de IJssel als de Havenbrug (later Twentol-brug). Wanneer er een schip naderde, draaide de brugwachter de brug open en haalde met een klompje het geld op bij de schippers. Als het graan naar de silo werd overgeslagen, had de schipper even tijd voor een wc-stop en een borreltje. Buiten achter het huis zie je nog het schipperstoilet, achter de groene deur met een hartje. Op de Boerlaan nummer 165 was destijds het schipperscafé, nu is het een coffeeshop. De brug is niet meer. De Prins Bernard-sluis maakte de brug overbodig. Op de plek van de brug ligt nu het H.J. Ankersmit-gemaal.’

 

‘We waren nomaden’
Han schenkt me nog een kop koffie in en vertelt over de woning zelf. ‘De woning was niet groot hoor, zo’n dertig vierkante meter. Ik heb begrepen dat de brugwachter met zijn vrouw en twee kinderen tijdens en na de oorlog op de begane grond woonde. Op de eerste verdieping woonde de kok van de kazerne van de Huzaren van Boreel met zijn gezin.’

Ik kijk wat rond en zie een grote achterkamer en een zijkamer vol met boekenkasten en een groot bureau. Han vult gelijk aan: ‘Voor wij verhuisden naar deze woning hebben we flink verbouwd. Waar nu de achterkamer is, stond de transformator. Die staat nu achter het huis. De zijkamer is aangebouwd en ligt tegen het huis van de buren, het voormalige schipperscafé.’ 

Ik ben nieuwsgierig hoe Han in het Havenkwartier terecht gekomen is. In zijn achtertuin zie ik namelijk vlaggen van de Achterhoek hangen. Zowel hij als zijn vrouw Betsy blijken daar te zijn opgegroeid. ‘Ja, eigenlijk zijn wij beiden import. In Deventer was ik vanaf 1967 werkzaam als werktuigbouwkundige om het gemaal H.J. Ankersmit te realiseren. Het gemaal is gebouwd omdat er in het groeiseizoen behoefte was aan meer water voor de landbouw en het op peil houden van de grondwaterstanden in bos- en natuurgebieden. Het Waterschap Salland was de opdrachtgever. Stork uit Hengelo, mijn werkgever, was een van de uitvoerders.’

‘Via Stork was ik steeds betrokken bij nieuwe projecten. Eerst in Ethiopië en later dichterbij huis als in Antwerpen, Rotterdam en uiteindelijk Deventer. De projecten gaven een jaar tot anderhalf jaar werk. Om toch enigszins een familieleven te hebben kochten mijn vrouw Betsy en ik een caravan die we in de buurt van het werk altijd wel kwijt konden in een tuin of op een stukje land. Hier in Deventer stonden we bij de Douwelerkolk. We waren net nomaden. Ons oudste kind is vanaf het prille begin mee geweest. Met het derde kind op komst was dat toch niet ideaal en bovendien moest de oudste naar school.’ 

‘In 1968 solliciteerde ik als machinist bij het Waterschap Salland en ben ik permanent in Deventer gaan wonen. Het Waterschap kocht een van de veertig middenstandswoningen voor ons. Die zijn in de jaren twintig (1927) aan de Mr. H.F. de Boerlaan neergezet. Mooie woningen met vier slaapkamers, kamer en suite en een leuke tuin. We waren er dolblij mee. De kinderen konden naar school en we hadden een normaal gezinsleven. In de jaren zeventig heb ik de woning zelf gekocht en we hebben er tot in 2012 gewoond.’ 

 

Het Havenkwartier
Het Havenkwartier, toen bekend als een bedrijventerrein voor kleine industrieën, is wisselend in trek bij ondernemers. Han is zo’n twintig jaar als vrijwilliger actief bij het SIED (Stichting Industrieel Erfgoed Deventer) en noemt enkele bedrijven. ‘Het oudste bedrijf is Eijsink, een smederij en later machinefabriek. Vanuit de Appelstraat in Deventer vestigden zij zich op de hoek van de Mr. de Boerlaan en de Noordzeestraat. Op de andere hoek van die straat stond de Pettenfabriek van Smit. Ze verkochten hoeden, petten en paraplu’s in de Lange Bisschopsstraat. In de tijd dat ik hier woon, huisde de Davos-albums in dat pand en nu zit het Kunstenlaboratorium er. Ook kent bijna iedere Deventer inwoner de Kofferfabriek waar nu gewoond wordt. Aanvankelijk kostte het moeite om de grond rond de havens te bebouwen vanwege de recessie in de jaren dertig. Pas na de Tweede Wereldoorlog vestigden zich er meerdere ondernemers. Naast de zwarte silo is in 1961 de grijze silo gebouwd. De toenmalige eigenaar ‘Coöperatieve Op- en overslag Deventer en Omstreken’ (CODO) wilde het groter aanpakken met een extra silo voor veevoeder, graan en meel.’ 

 

 

Penetrante paardenpislucht
Als buurtbewoners onderling was er goed contact. ‘Ik ben een technisch mens en kan eigenlijk ook niet stil zitten. Ik heb als goede buur zo af en toe een klusje uitgevoerd voor het CODO. Ik had er ook zelf weer voordeel bij. In de zwarte silo kreeg ik van hen mijn “eigen” werkplaats in de voormalige paardenstal. In beginsel werd de aanvoer ook met paard en wagen geregeld. De stal heeft lang leeggestaan en bleek uiteindelijk een ideale plek om mijn oldtimers te restaureren. Een penetrante paardenpislucht steeg jaren later nog tussen de steentjes van de vloer omhoog.’ 

Han hoeft het me niet verder uit te leggen. Ik snap het volkomen. Op exact de plek van de stal huisvest de Zwarte Silo nu de toiletten voor haar horecabezoek. Ook het SIED heeft jaren gebruik kunnen maken van een ruimte in deze silo. 

 

Roerige tijden
‘Je kunt het je misschien niet voorstellen als je nu het Havenkwartier ziet, met het industrieel erfgoed, creatieve ondernemers, kunst, cultuur, horeca, kleurrijk bouwen en wonen. Decennialang zijn wisselende plannen, opstand en verpaupering gepasseerd om uiteindelijk deze ontwikkeling mogelijk te maken. Het gemeentebestuur had steeds andere ideeën om tot wonen en werken met allure te komen. Er zou een ware metamorfose plaatsvinden en eind jaren negentig werd gesommeerd dat de veertig woningen moesten worden afgebroken. Noodgedwongen verkochten veel bewoners hun woning aan de gemeente. Er werd gedreigd met onteigening en de ME zou uiteindelijk handhaven. De meeste bewoners hapten toe. Het was misschien als grapje bedoeld maar het werd wel gezegd.’ 

Een enkeling wilde van geen wijken weten, waaronder Han en Betsy. Leegstand en verpaupering duurde heel wat jaren. ‘Het was schandelijk en ik ergerde me kapot. Ik wilde antwoord op de vraag: hoe denkt de gemeente deze verpaupering een halt toe te roepen? De leegstaande woningen werden uiteindelijk weer tijdelijk bewoond, als een soort antikraak. Ook de brugwachterswoning kwam leeg te staan. Onze zoon, die toen net zijn relatie had verbroken, kon deze woning tijdelijk betrekken. Uiteindelijk werd dat acht jaar, in ruil voor een lik verf en ander onderhoud aan de woning.’ 

 

Wonen in de brugwachterswoning
Han en Betsy waren uiteindelijk nog de enige bewoners met een eigen huis aan die zijde van de Mr. de Boerlaan. Huren wilden zij beslist niet, gaven ze de gemeente te kennen. De brugwachterswoning werd niet gesloopt en kon gehuurd worden van de gemeente. ‘We vonden die woning prachtig en wilden er graag wonen. Met hulp van een juridisch adviseur is het ons gelukt om onze woning op nummer 129 te ruilen voor de brugwachterswoning. Een woning met historische waarde, al is het geen monument geworden.’

‘Na een flinke verbouwing van zeker een half jaar zijn we er in 2012 gaan wonen. Betsy is in 2015 overleden. Ik woon hier nu alleen. Ik heb alle veranderingen in het Havenkwartier meegemaakt en zal niet ontkennen dat het een plek met allure is. Toch kan ik niet alle bouw waarderen. Ik vind het nog steeds fijn dat ik hier in alle vrijheid kan wonen. Wel wordt het steeds drukker met meer bewoners, bedrijvigheid en verkeer. Ik heb zelf mijn “eigen” parkeerplaats gemarkeerd. Je wil toch voor je eigen deur kunnen parkeren. Ik hoop hier nog heel wat jaartjes te genieten van het uitzicht op de IJssel.’

 

Fotografie: Lieke Kooyman