Op haar vijfde kwam Emine Coskun met haar gezin vanuit Turkije naar Deventer. Haar moestuin op de Worp is haar toevluchtsoord: daar kan ze de dingen loslaten.
‘De Worp betekent zoveel voor mij’, vertelt Emine Coskun. ‘De Worp is alles, de Worp ben ik zelf. De natuur, de omgeving, de IJssel, alles. Vijf jaar was ik toen mijn moeder zei dat we weggingen. Ik begreep niet helemaal wat dat betekende. Het was wel duidelijk dat er iets heel nieuws zou gebeuren, iets wat ik nog niet meegemaakt had. Ik woonde met mijn moeder, oudere broer, twee oudere zussen en mijn jongere zusje Sultan in mijn geliefde Emirdag. Emirdag is de berg die er altijd was. Vernoemd naar een wijsgeer die op deze berg leefde.’
‘We gingen naar Nederland, naar Deventer, maar vooral gingen we mijn vader weer zien. Ik kende mijn vader eigenlijk niet, was pas een jaar toen hij wegging om als gastarbeider te gaan werken in een ver land. Eerst in Denemarken en België en daarna in de gieterij van Nefit in Deventer. Zwaar en ongezond werk. Toen hij 56 was moest hij worden afgekeurd. Ik moest echt wennen aan mijn vader, hij was voor mij een vreemde man. We gingen wonen op de Worp, in de Bessenstraat. En ik woon nog steeds op de Worp, misschien honderd meter van het huis waar ik ben opgegroeid, in de Spaarpotstraat.’

Een tweede moeder
Emine is heel erg te spreken over de buurtbewoners. De directe buren, maar ook verder. De Hovenschool was een fijne plek om te zijn. Ze ging er graag naartoe. Heel blij was het gezin met de hulp van de eigenaar van de Spar. Hij hielp Emine’s moeder met de boodschappen. ‘We hebben onszelf ook goed opgesteld’, zegt Emine. ‘Toch blijf je anders. Je bent toch een buitenstaander. We waren op school ook de enige buitenlanders.’
Tweede moeder, steun en toeverlaat, coach, vriendin, onderdeel van de familie: dat was Marijke Nijmeier. Zij was een buurvrouw die er alles aan deed om het gezin te helpen. Maar die er ook voor zorgde dat ze zichzelf leerden redden. Emine spreekt met diep respect en bewondering over deze vrouw die zoveel voor haar betekend heeft. Haar Nederlandse tante.
De eerste ontmoeting met Marijke was toen de moeder van Emine ziek was en met spoed naar het ziekenhuis moest. De tolk die gebeld werd liet het afweten en Marijke heeft haar moeders leven toen eigenlijk gered. Ze kon de arts duidelijk maken wat er aan de hand was. Een zware operatie volgde, waarna Emine’s moeder nog zes maanden moest herstellen. Haar Nederlandse familie, Marijke en haar man, hebben toen voor de kinderen gezorgd.
Marijke was een strijder, in de Tweede Wereldoorlog zat ze in het verzet. ‘Als je je hart opent, komen er redders’, zegt Emine. ‘Ik heb van alles van haar geleerd, over de Nederlandse cultuur, maar ook koken. Ze is ook mee geweest naar Turkije, zes weken. En toen ze in Amsterdam woonde, kwam ze logeren bij ons thuis op de Worp.’ Nadat Emine’s dochter Gonca geboren was, is Marijke naar Amsterdam verhuisd. Haar man was overleden en ze hoopte de dingen van vroeger terug te vinden. Maar dat viel tegen. Ze kende niemand meer van vroeger.

Trekvogels
De kat komt zich melden in ons gesprek. Een heel mooi grijs beestje, Duman is haar kleur (grijs) en naam. Volgens Emine was Duman voor haar bestemd. ‘Ze kwam gewoon uit de hemel vallen. Een vondeling, gevonden in het park. Met liefde is ze bij ons gebracht. In een periode van veel verdriet heeft ze troost gegeven.’ Emine heeft Duman zelf grootgebracht met melk.
‘Turkije zit in mij, ook al woon ik vanaf mijn vijfde in Nederland’, vertelt Emine. ‘Naarmate ik ouder word, wordt dat gevoel sterker. Ik wil ook, als het kan, in mijn geboortestad begraven worden, bij mijn ouders. Bij onze kinderen is het anders, ze zijn in Nederland geboren. Maar toch zit er ook een stukje in hen wat Turks is. Dat moeten ze weten. Wat ze ermee doen is aan hen. In de zomer is het gevoel om naar Turkije te willen het sterkst, zoals bij als trekvogels. Daarna ebt het weg. Het is zo’n drang, die kun je niet onderdrukken.’
‘In Deventer kan ik niet aarden. Ik moet die brug over’
Umit, de man van Emine, is op zijn twintigste naar Deventer gekomen. Na hun huwelijk was er geen huurwoning beschikbaar op de Worp. Een half jaar heeft Emine het uitgehouden in een woning op Keizerslanden. Elke dag ging ze terug naar de Worp om bij haar moeder te eten, en gewoon ook om er te zijn. Er was weinig geld, maar het jonggehuwde paar kocht toch een huis op De Worp; een opknapper die ze met geld van haar ouders konden betalen. Stap voor stap knapten ze de woning op. En nog steeds vindt Emine: ik kan gewoon niet in Deventer aarden, ik moet die brug over.
Zware periode
Toen Emine in verwachting was van Gonca, die nu 24 is, werkte ze bij Defensie op de administratie. Tijdens haar zwangerschapsverlof was er een reorganisatie, haar baan werd ten onrechte aan een ander gegeven. De rechtszaak won ze, een generaal bood persoonlijk zijn excuses aan. Maar ze wilde niet meer terug. Tegen de generaal zei ze dat ze wilde dat haar vrouwelijke collega’s niet hetzelfde zou overkomen. Wat volgde waren psychische problemen, uiteindelijk werd ze afgekeurd en kwam ze in de WAO. Emine’s gevoel: ‘Waarom moet ik altijd strijden? Omdat ik anders ben, omdat ik vrouw ben, omdat ik een kind heb?’
Haar moeder werd weer ernstig ziek, een jong nichtje verongelukte, haar liefste zusje Sultan ging dood door botkanker, ze verloor haar baan, een goede collega pleegde zelfmoord. ‘Ik heb het heel moeilijk gehad. De orkanen in je krijg je niet gestild. Je komt er wel uit, door hulp.’
Materiële zaken doen Emine niks. ‘Ik word blij van kinderen, dieren, simpele dingen. De zonsopgang. Lekker dollen als vroeger met mijn goede vriendin. Ontspanning en de zorg voor planten. Ik ben een tulpenbol die vanuit Turkije in Nederland is geplant. Ik heb me hier ontwikkeld in alle geuren en kleuren.’

Waar hoor ik thuis?
Emine’s moestuin is heel belangrijk voor haar. Daar kan ze rustig zitten, voor de planten zorgen, naar de vogels luisteren en nadenken. De wijnstok was een huwelijkscadeau van haar ouders. Deze werd geplant in de achtertuin en met liefde verzorgd. Emine gebruikt de jonge blaadjes in mei voor het maken van dolma. Later in het jaar zijn er natuurlijk de heerlijke druiven.
Emine vertelt hoe diepgeworteld haar gevoel voor de wijnstok is. Door de aanbouw van een serre aan haar woning kon de wijnstok niet op die plaats blijven. Ze heeft hem heel zorgvuldig en voorzichtig overgeplaatst naar de moestuin. Het eerste jaar was zwaar voor de plant, maar gelukkig bleek de plant de verhuizing toch te hebben overleefd. De verzorging zal daar zeker aan hebben bijgedragen. Emine kan de bladeren weer als vanouds gebruiken voor het maken van dolma en de druiven smaakten weer zoet.
In de moestuin vindt Emine ook mensen waar ze persoonlijke dingen mee kan delen. Dat gaat vanzelf. Het is een fijne plek om je even terug te trekken uit alle hectiek. Daar heeft ze zichzelf uit de put gehaald toen ze het zo moeilijk had. Daar ging ze op zoek naar zichzelf en kon ze de dingen loslaten.
Emine: ‘Soms heb je strijd met je eigen cultuur en met de Nederlandse cultuur. Waar hoor ik thuis, wie ben ik? Er waren veel vraagstukken, het is net een puzzel. Die puzzel is nu bijna klaar. Ik heb veel gelezen, heb me een beetje teruggetrokken uit de maatschappij. Voor mijn gezin was ik er wel, in die periode ben ik actief en betrokken geweest op de school van mijn kinderen.’
‘Je leert omgaan met tegenslag. Het leven leert je’
Emine’s man werd langzaamaan blind, over een periode van de afgelopen twintig jaar. Volgens haar heeft ook dit een bedoeling, zoals alles wat op je levenspad komt. Je kan erom zitten treuren, maar er ook iets van proberen te maken. Emine helpt haar man waar nodig, maar stimuleert hem vooral ook om zelf actief te zijn en zoveel mogelijk zelfstandig te functioneren. Vooral nu hij nog een beetje zicht heeft. ‘Je leert omgaan met tegenslag. Het leven leert je. Maar het is niet vanzelf gegaan. Ik ben ook door het vuur heen gegaan, ik heb mijn brandmerken. Maar ik heb mijn wonden geheeld met dingen die ik heb gevonden. Probeer bij jezelf te blijven en niet naar anderen of omstandigheden te wijzen.’
Emine voelt een diepe verwantschap met de Perzische dichter Rumi:
Al zou de wereld vol met doornen
groeien, een liefdevol hart blijft
altijd een hof waar rozen bloeien
-Jalal ad-Din Rumi
Fotografie: Viorica Cernica