De verhalen
De verhalen

Jan Willem van Holst en zijn gezin hadden het goed op hun boerderij in Drenthe. Tot ze in Diepenveen kennis maakte met Klooster Nieuw Sion, waar ze inmiddels drie jaar wonen. ‘Je leert hier om voorbij jezelf te kijken’.

Op een zonnige dag ontmoet ik Jan Willem van Holst voor de imposante, net gebouwde kas, het centrum van de groentekwekerij van Nieuw Sion. Jan Willem is een stoere veertiger met een rustige vriendelijke uitstraling. Hij is tuinder op het klooster en lid van de woongemeenschap die in het poortgebouw van het kloostercomplex is gehuisvest.

 

 

‘Toen ik hier de eerste keer was, wist ik het zeker, hier ga ik niet wonen’, zegt Jan Willem. ‘Het was midden in de winter, een donkere, koude, troosteloze dag. De groep van acht monniken die als laatste van de kloosterorde hier geleefd had, was al lang weg; vertrokken naar Schiermonnikoog. De gebouwen waren groot en in vervallen staat. In Drenthe hadden mijn vrouw en ik een prachtig boerderijtje voor onszelf.’

Uniek in Nederland
Maar de plek met zijn gewijde sfeer bleef trekken, sprak iets aan bij Jan Willem, iets waar hij al veel langer naar op zoek was. Na meerdere bezoeken en een informatieavond met gunstiger weer, besloten Jan Willem en zijn vrouw Ineke een sollicitatiebrief te schrijven voor de woongemeenschap, die het bestuur van Nieuw Sion hier wilde opzetten. Uniek in Nederland dat ze binnen kloostermuren een woongemeenschap zouden gaan vormen met gezinnen en kinderen. Ze maakten de sprong.

Jan Willem woont nu drie jaar samen met zijn vrouw en twee kinderen in het poortgebouw van het klooster. Ze maken deel uit van een woongemeenschap van 23 vaste mensen. Zeven jongeren hebben zich voor kortere tijd aangesloten bij de woongemeenschap.

 

 

Bid, leef samen en werk
Het grote Cisterciënzer klooster Sion aan de Vulikerweg in Diepenveen werd in 1883 gesticht vanuit het moederklooster in Achel, net over de Belgische grens. Daartoe werd boerderij de Vulik aangekocht met 58 hectare grond. De bouw begon van een klooster voor 90 monniken. De Cisterciënzers zijn monniken die in stilte leven. Leidraad is het ritme van de getijdengebeden. En de regel van Benedictus: “Ora, convive et labora” oftewel “Bid, leef samen en werk”.

De kapel vormt het middelpunt van de kloostergemeenschap. De monniken leggen dagelijks op gezette tijden hun werk neer en komen naar de kapel voor de getijdengebeden. Hij ligt in het gedeelte van het klooster dat niet toegankelijk is voor voorbijgangers, maar voor de kapel geldt een uitzondering. De monniken noemen dit besloten gedeelte het Slot. Je vindt daar de refter waar de monniken vroeger in stilte aten. Naast de refter is een grote keuken, waar de broeders met veel aandacht de maaltijden voor zoveel mensen bereiden.

In de binnentuin worden allerlei kruiden geteeld. De prachtig gewelfde kruisgang verbindt de ruimtes en geeft ook toegang tot andere gemeenschappelijke ruimtes zoals bibliotheek en sacristie. De cellen, de eenvoudige kamers van de monniken, liggen boven de kruisgang.  Aan de noordkant vind je werkplaatsen en stallen van de grote boerderij die bij het klooster hoorde.

 

“Deze bijzondere plek vraagt om mensen die bezieling brengen.”

 

De overgang tussen het Slot en het voor publiek toegankelijke deel van de kloostergebouwen wordt gevormd door het poortgebouw. Daar woont Jan Willem met zijn gezin als lid van de woongemeenschap. En er zijn kamers voor gasten. Hier vind je ook de buitenkapel, van oudsher de kapel die door mensen van buiten het klooster werd bezocht. ‘Vroeger kwamen hier de “moetjes” uit de wijde omgeving, tot aan Raalte toe. Je kon je hier voor een habbekrats laten trouwen door de monniken. Dat gaf bij de monniken ook  minder gedoe dan bij de pastoor’, vertelt Jan Willem met een glimlach. In de buitenkapel is in de nieuwe opzet de theeschenkerij gevestigd.

 

 

Heilige ruimte
Jan Willem neemt me mee naar een plek, waar hij graag is binnen het klooster. Via de kloosterkeuken en door de lange stille kruisgang komen we in de sacristie. Een heilige ruimte waar de monniken hun attributen voor de mis bewaarden. We strijken neer in een klein hoog kamertje, waar een groot heiligenbeeld ons welwillend lijkt te verwelkomen. Door de hoge ramen van de stille ruimte vallen banen bladgefilterd licht.

Jan Willem heeft nog geen moment spijt gehad van zijn keuze op Nieuw Sion te gaan wonen. Wel is het een hele kunst om zo’n woongemeenschap vorm te geven met een nieuwe groep mensen. De dagelijkse getijdengebeden ervaart hij als een grote bron van hulp hierbij, zowel voor zichzelf als voor de gemeenschap.

 

 

‘Je leert om voorbij jezelf te kijken; elkaar aan te spreken op wat God voor jou is, voor jou betekent. Ik ben er opener en buigzamer door geworden, minder onverschillig ook in die zin dat ik niet meer voor dingen wegloop. Misschien is het wel mijn roeping om hier mijn leven vorm te geven, dienstbaar aan de gemeenschap. Deze bijzondere plek vraagt om mensen die bezieling brengen.’

 

 

Vandaag heeft Jan Willem het druk. Op deze mooie dag wil alles groeien en bloeien, werk aan de winkel. Overal lopen vrijwilligers die even moeten weten wat ze kunnen doen. In de kas, in de tuin, op het erf of bij de verbouw van één van de stallen. Dit is de plek waar zijn hart ligt. “Bid en werk” en vooral ook “leef samen met bezieling”. Het hangt hier in de lucht en wordt ingeademd door al deze behulpzame mensen.

 

Fotografie: Viorica Cernica

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Aan de rand van Deventer, in Diepenveen, staat aan de Veldhuizerdijk de mooie oude boerderij van de familie Albers: Erve Klein Veldhuis. De boerderij is één van de drie Veldhuizen, welke in een oud cultuurgebied met de naam Tjoene staan. De Tjoene strekt zich uit tot aan klooster Sion.

Wij zijn op bezoek bij Leo en Ine Albers. Zij runden het boerenbedrijf vanaf 1973. Hun zoon Frank nam samen met zijn vrouw Wendy het bedrijf over in 2014. Leo, Ine, Frank en Wendy vormen de vierde en vijfde generatie Albers, die dit mooie rijksmonument bewonen. De 6e generatie, de twee jonge kinderen van Frank en Wendy, helpen in hun overalletjes graag al een beetje mee in het bedrijf. De boerderij en de grond worden gepacht van Stichting IJssellandschap.

 

Verleden

Op de achtergevel van de deel (de schuur van de boerderij) staat het jaartal 1796 gegraveerd. Uit onderzoek naar het gebinte en de vondst van oude gebruiksvoorwerpen kan echter worden opgemaakt dat de boerderij waarschijnlijk veel ouder is. Leo noemt het jaartal 1350. Oorspronkelijk bestond de hoeve alleen uit het middenstuk. Pas later zijn de zijflanken erbij aangebouwd, wat aan de buitenkant duidelijk nog zichtbaar is.

 

Als je rijk wil worden moet je geen boer worden. Maar wij hebben wel een héel rijk leven!

 

Heden

Het bedrijf van de familie Albers is een zogenaamd “grondgebonden” bedrijf. Dit betekent dat er een vorm van kringlooplandbouw plaatsvindt: wat je verbouwd geef je aan het vee en de mest van de dieren gaat weer op het land. Op deze manier is er geen mestoverschot. Dit kan omdat er altijd voor wordt gewaakt dat er niet te veel koeien zijn om het land rust te gunnen. Sinds een paar jaar wordt er, in samenwerking met Stichting IJssellandschap, een strook van een van hun weilanden ongemoeid gelaten wat betreft kunstmatig ingrijpen en bemesten. Daar verschijnt nu gras met allerlei kruiden en bloemen.

 

Fotografie: Viorica Cernica

Op haar vijfde kwam Emine Coskun met haar gezin vanuit Turkije naar Deventer. Haar moestuin op de Worp is haar toevluchtsoord: daar kan ze de dingen loslaten.

‘De Worp betekent zoveel voor mij’, vertelt Emine Coskun. ‘De Worp is alles, de Worp ben ik zelf. De natuur, de omgeving, de IJssel, alles. Vijf jaar was ik toen mijn moeder zei dat we weggingen. Ik begreep niet helemaal wat dat betekende. Het was wel duidelijk dat er iets heel nieuws zou gebeuren, iets wat ik nog niet meegemaakt had. Ik woonde met mijn moeder, oudere broer, twee oudere zussen en mijn jongere zusje Sultan in mijn geliefde Emirdag. Emirdag is de berg die er altijd was. Vernoemd naar een wijsgeer die op deze berg leefde.’

‘We gingen naar Nederland, naar Deventer, maar vooral gingen we mijn vader weer zien. Ik kende mijn vader eigenlijk niet, was pas een jaar toen hij wegging om als gastarbeider te gaan werken in een ver land. Eerst in Denemarken en België en daarna in de gieterij van Nefit in Deventer. Zwaar en ongezond werk. Toen hij 56 was moest hij worden afgekeurd. Ik moest echt wennen aan mijn vader, hij was voor mij een vreemde man. We gingen wonen op de Worp, in de Bessenstraat. En ik woon nog steeds op de Worp, misschien honderd meter van het huis waar ik ben opgegroeid, in de Spaarpotstraat.’

 

 

Een tweede moeder
Emine is heel erg te spreken over de buurtbewoners. De directe buren, maar ook verder. De Hovenschool was een fijne plek om te zijn. Ze ging er graag naartoe. Heel blij was het gezin met de hulp van de eigenaar van de Spar. Hij hielp Emine’s moeder met de boodschappen. ‘We hebben onszelf ook goed opgesteld’, zegt Emine. ‘Toch blijf je anders. Je bent toch een buitenstaander. We waren op school ook de enige buitenlanders.’

Tweede moeder, steun en toeverlaat, coach, vriendin, onderdeel van de familie: dat was Marijke Nijmeier. Zij was een buurvrouw die er alles aan deed om het gezin te helpen. Maar die er ook voor zorgde dat ze zichzelf leerden redden. Emine spreekt met diep respect en bewondering over deze vrouw die zoveel voor haar betekend heeft. Haar Nederlandse tante.

De eerste ontmoeting met Marijke was toen de moeder van Emine ziek was en met spoed naar het ziekenhuis moest. De tolk die gebeld werd liet het afweten en Marijke heeft haar moeders leven toen eigenlijk gered. Ze kon de arts duidelijk maken wat er aan de hand was. Een zware operatie volgde, waarna Emine’s moeder nog zes maanden moest herstellen. Haar Nederlandse familie, Marijke en haar man, hebben toen voor de kinderen gezorgd.

Marijke was een strijder, in de Tweede Wereldoorlog zat ze in het verzet. ‘Als je je hart opent, komen er redders’, zegt Emine. ‘Ik heb van alles van haar geleerd, over de Nederlandse cultuur, maar ook koken. Ze is ook mee geweest naar Turkije, zes weken. En toen ze in Amsterdam woonde, kwam ze logeren bij ons thuis op de Worp.’ Nadat Emine’s dochter Gonca geboren was, is Marijke naar Amsterdam verhuisd. Haar man was overleden en ze hoopte de dingen van vroeger terug te vinden. Maar dat viel tegen. Ze kende niemand meer van vroeger.

 

 

Trekvogels
De kat komt zich melden in ons gesprek. Een heel mooi grijs beestje, Duman is haar kleur (grijs) en naam. Volgens Emine was Duman voor haar bestemd. ‘Ze kwam gewoon uit de hemel vallen. Een vondeling, gevonden in het park. Met liefde is ze bij ons gebracht. In een periode van veel verdriet heeft ze troost gegeven.’ Emine heeft Duman zelf grootgebracht met melk.

‘Turkije zit in mij, ook al woon ik vanaf mijn vijfde in Nederland’, vertelt Emine. ‘Naarmate ik ouder word, wordt dat gevoel sterker. Ik wil ook, als het kan, in mijn geboortestad begraven worden, bij mijn ouders. Bij onze kinderen is het anders, ze zijn in Nederland geboren. Maar toch zit er ook een stukje in hen wat Turks is. Dat moeten ze weten. Wat ze ermee doen is aan hen. In de zomer is het gevoel om naar Turkije te willen het sterkst, zoals bij als trekvogels. Daarna ebt het weg. Het is zo’n drang, die kun je niet onderdrukken.’

 

‘In Deventer kan ik niet aarden. Ik moet die brug over’

 

Umit, de man van Emine, is op zijn twintigste naar Deventer gekomen. Na hun huwelijk was er geen huurwoning beschikbaar op de Worp. Een half jaar heeft Emine het uitgehouden in een woning op Keizerslanden. Elke dag ging ze terug naar de Worp om bij haar moeder te eten, en gewoon ook om er te zijn. Er was weinig geld, maar het jonggehuwde paar kocht toch een huis op De Worp; een opknapper die ze met geld van haar ouders konden betalen. Stap voor stap knapten ze de woning op. En nog steeds vindt Emine: ik kan gewoon niet in Deventer aarden, ik moet die brug over.

 

Zware periode
Toen Emine in verwachting was van Gonca, die nu 24 is, werkte ze bij Defensie op de administratie. Tijdens haar zwangerschapsverlof was er een reorganisatie, haar baan werd ten onrechte aan een ander gegeven. De rechtszaak won ze, een generaal bood persoonlijk zijn excuses aan. Maar ze wilde niet meer terug. Tegen de generaal zei ze dat ze wilde dat haar vrouwelijke collega’s niet hetzelfde zou overkomen. Wat volgde waren psychische problemen, uiteindelijk werd ze afgekeurd en kwam ze in de WAO. Emine’s gevoel: ‘Waarom moet ik altijd strijden? Omdat ik anders ben, omdat ik vrouw ben, omdat ik een kind heb?’

Haar moeder werd weer ernstig ziek, een jong nichtje verongelukte, haar liefste zusje Sultan ging dood door botkanker, ze verloor haar baan, een goede collega pleegde zelfmoord. ‘Ik heb het heel moeilijk gehad. De orkanen in je krijg je niet gestild. Je komt er wel uit, door hulp.’

Materiële zaken doen Emine niks. ‘Ik word blij van kinderen, dieren, simpele dingen. De zonsopgang. Lekker dollen als vroeger met mijn goede vriendin. Ontspanning en de zorg voor planten. Ik ben een tulpenbol die vanuit Turkije in Nederland is geplant. Ik heb me hier ontwikkeld in alle geuren en kleuren.’

 

 

Waar hoor ik thuis?
Emine’s moestuin is heel belangrijk voor haar. Daar kan ze rustig zitten, voor de planten zorgen, naar de vogels luisteren en nadenken. De wijnstok was een huwelijkscadeau van haar ouders. Deze werd geplant in de achtertuin en met liefde verzorgd. Emine gebruikt de jonge blaadjes in mei voor het maken van dolma. Later in het jaar zijn er natuurlijk de heerlijke druiven.

Emine vertelt hoe diepgeworteld haar gevoel voor de wijnstok is. Door de aanbouw van een serre aan haar woning kon de wijnstok niet op die plaats blijven. Ze heeft hem heel zorgvuldig en voorzichtig overgeplaatst naar de moestuin. Het eerste jaar was zwaar voor de plant, maar gelukkig bleek de plant de verhuizing toch te hebben overleefd. De verzorging zal daar zeker aan hebben bijgedragen. Emine kan de bladeren weer als vanouds gebruiken voor het maken van dolma en de druiven smaakten weer zoet.

In de moestuin vindt Emine ook mensen waar ze persoonlijke dingen mee kan delen. Dat gaat vanzelf. Het is een fijne plek om je even terug te trekken uit alle hectiek. Daar heeft ze zichzelf uit de put gehaald toen ze het zo moeilijk had. Daar ging ze op zoek naar zichzelf en kon ze de dingen loslaten.

Emine: ‘Soms heb je strijd met je eigen cultuur en met de Nederlandse cultuur. Waar hoor ik thuis, wie ben ik? Er waren veel vraagstukken, het is net een puzzel. Die puzzel is nu bijna klaar. Ik heb veel gelezen, heb me een beetje teruggetrokken uit de maatschappij. Voor mijn gezin was ik er wel, in die periode ben ik actief en betrokken geweest op de school van mijn kinderen.’

 

‘Je leert omgaan met tegenslag. Het leven leert je’

 

Emine’s man werd langzaamaan blind, over een periode van de afgelopen twintig jaar. Volgens haar heeft ook dit een bedoeling, zoals alles wat op je levenspad komt. Je kan erom zitten treuren, maar er ook iets van proberen te maken. Emine helpt haar man waar nodig, maar stimuleert hem vooral ook om zelf actief te zijn en zoveel mogelijk zelfstandig te functioneren. Vooral nu hij nog een beetje zicht heeft. ‘Je leert omgaan met tegenslag. Het leven leert je. Maar het is niet vanzelf gegaan. Ik ben ook door het vuur heen gegaan, ik heb mijn brandmerken. Maar ik heb mijn wonden geheeld met dingen die ik heb gevonden. Probeer bij jezelf te blijven en niet naar anderen of omstandigheden te wijzen.’

Emine voelt een diepe verwantschap met de Perzische dichter Rumi:

Al zou de wereld vol met doornen
groeien, een liefdevol hart blijft
altijd een hof waar rozen bloeien
-Jalal ad-Din Rumi

 

Fotografie: Viorica Cernica

Met haar man en vier kinderen woont Klazien in de woongemeenschap van klooster Nieuw Sion in Diepenveen. Terwijl ik aan kom lopen zie ik een dame bij de poort van Nieuw Sion staan. Dat zal Klazien zijn. Ik steek mijn hand op, en inderdaad, de dame groet terug. De poort geeft toegang tot het complex van Nieuw Sion, een complex van het voormalige Cisterciënzer klooster Sion.

Ik ken het klooster. Ja, wat heet kennen? Ik herinner mij dat mijn vader vertelde dat hij daar als boer in spé was geweest. Het doel van zijn gang naar het klooster in Diepenveen is mij ontschoten, maar het verhaal dat de monniken niet mochten praten is mij bijgebleven. Mijn moeder vulde dat aan met: ‘ja, één keer per jaar mochten ze spreken’. Dat leek mij als kind ondraaglijk, een onuitvoerbare opdracht om je toewijding aan God te tonen.

 

 

En nu, nu heb ik een afspraak met Klazien op de plek waar zwijgen en stilte jarenlang een verplichting is geweest voor de monniken die daar woonden en werkten. Klazien is een jonge vrouw, zij woont met haar man en vier kinderen in het klooster. Ik loop samen met haar het gebouw in. We komen al gauw in het centrum, de kloostergang. Een gang met bogen, links is de muur afgewisseld met enkele deuren, rechts zijn nissen met gotische ramen met glas in lood. Er is een de binnenplaats te zien. De kloostergang is een arcade – het is de verbinding tussen de verschillende ruimtes, maar ook een meditatieve plek waar niet gesproken mag worden.

Ik ben mij bewust van deze functie en besluit nog niet met het gesprek te beginnen. In de nissen zie ik bordjes staan met teksten over stilte. Uitspraken van bekenden personen zoals Lao-tse (Chinese filosoof) en Gandhi (spiritueel leider uit India): ‘De stilte verlicht je levenspad. Door niet te spreken zie je duidelijker.’

 

Bijzondere plek
Na de helft van de kloostergang gelopen te hebben doet Klazien links een deur open en treden we haar woning binnen. Een grote fotowand met vrolijke gezichten van kinderen, portretten, foto’s van stoeiende kinderen met hun ouders lachen mij toe. We staan in een langwerpige ruimte, links een keukenblok, aan het eind een stoel voor een groot raam. Daar krijg je een inkijk in een geweldige tuin. Mooie bedden met verschillende soorten groente aan het einde van een grasveld.

Klazien neemt mij mee de tuin in. We maken eerst een rondgang over het erf, door de berceau, een prachtige oude beukenhaag waar je tussen de gladde stammen van opstaande takken doorloopt. Terug in het woonhuis nemen we plaats aan de keukentafel. ‘We wonen met ons gezin, met onze gemeenschap op een bijzondere plek’, vertelt Klazien. ‘Daarvan word je je bewust omdat mensen van buiten er vragen over hebben. “Hoe is het om te wonen in een voormalig klooster? Hoe is het om in een gemeenschap te wonen waar je bepaalde verplichtingen mee aangaat?”’ Ik kijk haar aan, en terwijl ik denk: ja, dat snap ik wel, die vragen kwamen ook in mij op, zegt zij: ‘Ja, dat snap ik ook wel. Ik vind het ook geen probleem meer. Het wonen hier is niet doorsnee, het is een keuze die te maken heeft met dat je iets wilt bijdragen aan de wereld.’

Klazien gaat verder. ‘Ons gezin bestaat uit vier kinderen, mijn man en ik. Verder wonen op dit terrein nog negen volwassenen, vier kinderen en enkele jongeren. We eten een keer per week samen en hebben dagelijks onze getijdengebeden. We voelen ons met elkaar verbonden. Voorheen had ik nooit gedacht over het wonen in een woongemeenschap, en al helemaal niet in een omgeving als deze. Ik ben van huis uit protestant, was actief betrokken bij het kerkelijke leven. Door die activiteiten heb ik kennisgemaakt met deze omgeving. In 2018 gingen wij met een jongerengroep vanuit onze kerk in Hoogeveen een weekend naar Nieuw Sion. Jan, mijn man, kwam ons op zondag ophalen. Met name hij was gegrepen door de plek en de beweging. Hij kon het niet loslaten, zo zijn we hier terechtgekomen.’

 

Rust nodig
De bewoners van Nieuw Sion vormen een oecumenische beweging, vertelt Klazien. ‘We zijn een woon-, werk-, en getijdengemeenschap die als missie heeft: dichter bij jezelf, dichter bij de ander, dichter bij God en dichter bij de natuur. Voor mij is het woord verbinden van belang, verbonden zijn met God, met elkaar en met de maatschappij. We willen een rustplek zijn in deze tijd. Niet dat het hier altijd stil is, o nee, helemaal niet. We hebben hier ook festivals met veel muziek. En het gaat ook niet om rust in de zin van “weinig doen”. Als lid van de woongemeenschap besteed je minimaal acht uur per week aan een taak die te maken heeft met activiteiten van de stichting Nieuw Sion. Dat doe je naast je gewone werk. Ik ben leerkracht op een basisschool en Jan werkt in de installatietechniek. Wij zijn een gewoon gezin, ook mijn kinderen hebben een PlayStation.’

 

‘Wij zijn een gewoon gezin, ook mijn kinderen hebben een PlayStation’

 

‘Als lid van de gemeenschap draag je allemaal een verantwoordelijkheid voor de gasten en voor het onderhoud van dit gebouw’, gaat Klazien verder. ‘Zo heb ik bijvoorbeeld regelmatig een gesprek met een van de jongeren die hier wonen. Dit zijn jongeren die een nieuwe weg in willen slaan en de rust nodig hebben om daarover na te denken in wat je een beschermde omgeving zou kunnen noemen.’

In 2013 woonden er in klooster Sion nog maar een twaalftal broeders. Door de leeftijd van de broeders werd het complex veel te groot. Een aantal broeders ging terug naar Westmalle, een vijftal maakte een doorstart in hotel Rijsbergen op Schiermonnikoog. De Cisterciënzers van de Strikte Observantie – een trappistenorde – zetten hun kloosterleven daar door. De gebouwen in Diepenveen werden verkocht aan stichting Nieuw Sion. Het is nog steeds een plaats van God en mag nu ook weer een klooster heten: klooster Nieuw Sion.

 

 

Een moment van ontprikkelen
Onze thee is inmiddels koud geworden, Klazien vertelt en ik zit te schrijven. Ik overzie in een vogelvlucht mijn aantekeningen en Klazien kijkt even voor zich uit, ze richt zich wat op, er verschijnen lichtjes in haar ogen. ‘Vorig jaar zijn we op bezoek geweest bij de monniken op Schiermonnikoog. Het voelde alsof je bij je geliefde opa op bezoek was. Heel fijn. De monniken vinden het geweldig dat er weer geleefd wordt in het klooster, dat de gebruiken doorgaan. Het is niet hetzelfde als vroeger, maar de getijden, de momenten van stilte, gaan wel door. Dagelijks dragen wij zorg voor drie gebedsdiensten in de kerk.’

Voor Klazien is het deelnemen aan de gebedsdiensten een belangrijk moment in haar dagelijkse routine. ‘Je bent bijvoorbeeld de afwasautomaat aan het uitruimen, hoort de klokken en dan maak je telkens weer de keuze stilgezet te worden, de gang naar de kerk te maken en je over te geven aan de dienst, de voorganger (een van ons), aan het samenzijn, aan de stilte. Mijn zintuigen zijn scherper geworden. Ik merk bijvoorbeeld dat, door niet meer mee te lezen bij het lezen uit de bijbel, ik beter, bewuster ben gaan luisteren. Die momenten van stilte, de zeven minuten aan het eind van de bijeenkomst, vind ik heerlijk. Het brengt mij dichter bij mijzelf, bij God, het is een moment om mijn gedachten even op een rij zetten. Naar de kapel gaan is dus niet alleen voorbehouden aan de zondag, het is nu een activiteit van elke dag. Het is een moment van ontprikkelen, een moment waarin ik contact heb met God.

 

 

De klok tikt door. Klazien ziet dat ze moet stoppen. ‘Ik moet nu de kinderen van school halen, die zitten in Deventer op school en vanwege de regen vanochtend heb ik ze met de auto gebracht. Bij mooi weer gaan we op de fiets.’ Ik denk: inderdaad een gewoon gezin, maar wel op een bijzondere plek. Het beeld uit mijn jeugd van klooster Sion, als een sombere donkere plek, is vervangen door een beeld van groen, van levendigheid, waar de stilte nog steeds een belangrijke plek heeft.

 

Fotografie: Viorica Cernica

In vijf afleveringen interviewen Ingrid Roelants en Petra Vink mensen die van betekenis zijn voor het Bergkwartier om een antwoord te vinden op de vraag: wat is de kern van deze buurt? 

In deze aflevering spreken ze met Bert Nielsen. Nadat Bert met zijn partner in het Bergkwartier kwam wonen, zag hij dankzij zijn ‘groene’ achtergrond meteen de potentie van het slecht onderhouden en braakliggende terrein achter de stadsmuur. Dankzij financiële steun van omwonenden, sponsoren en de gemeente, kon Bert samen met buurtbewoners het terrein omtoveren tot de prachtige stadsoase die het nu is.

De stadstuin is dagelijks te bezoeken van 09.00 tot 20.00 uur.