De verhalen
De verhalen

Jan Willem van Holst en zijn gezin hadden het goed op hun boerderij in Drenthe. Tot ze in Diepenveen kennis maakte met Klooster Nieuw Sion, waar ze inmiddels drie jaar wonen. ‘Je leert hier om voorbij jezelf te kijken’.

Op een zonnige dag ontmoet ik Jan Willem van Holst voor de imposante, net gebouwde kas, het centrum van de groentekwekerij van Nieuw Sion. Jan Willem is een stoere veertiger met een rustige vriendelijke uitstraling. Hij is tuinder op het klooster en lid van de woongemeenschap die in het poortgebouw van het kloostercomplex is gehuisvest.

 

 

‘Toen ik hier de eerste keer was, wist ik het zeker, hier ga ik niet wonen’, zegt Jan Willem. ‘Het was midden in de winter, een donkere, koude, troosteloze dag. De groep van acht monniken die als laatste van de kloosterorde hier geleefd had, was al lang weg; vertrokken naar Schiermonnikoog. De gebouwen waren groot en in vervallen staat. In Drenthe hadden mijn vrouw en ik een prachtig boerderijtje voor onszelf.’

Uniek in Nederland
Maar de plek met zijn gewijde sfeer bleef trekken, sprak iets aan bij Jan Willem, iets waar hij al veel langer naar op zoek was. Na meerdere bezoeken en een informatieavond met gunstiger weer, besloten Jan Willem en zijn vrouw Ineke een sollicitatiebrief te schrijven voor de woongemeenschap, die het bestuur van Nieuw Sion hier wilde opzetten. Uniek in Nederland dat ze binnen kloostermuren een woongemeenschap zouden gaan vormen met gezinnen en kinderen. Ze maakten de sprong.

Jan Willem woont nu drie jaar samen met zijn vrouw en twee kinderen in het poortgebouw van het klooster. Ze maken deel uit van een woongemeenschap van 23 vaste mensen. Zeven jongeren hebben zich voor kortere tijd aangesloten bij de woongemeenschap.

 

 

Bid, leef samen en werk
Het grote Cisterciënzer klooster Sion aan de Vulikerweg in Diepenveen werd in 1883 gesticht vanuit het moederklooster in Achel, net over de Belgische grens. Daartoe werd boerderij de Vulik aangekocht met 58 hectare grond. De bouw begon van een klooster voor 90 monniken. De Cisterciënzers zijn monniken die in stilte leven. Leidraad is het ritme van de getijdengebeden. En de regel van Benedictus: “Ora, convive et labora” oftewel “Bid, leef samen en werk”.

De kapel vormt het middelpunt van de kloostergemeenschap. De monniken leggen dagelijks op gezette tijden hun werk neer en komen naar de kapel voor de getijdengebeden. Hij ligt in het gedeelte van het klooster dat niet toegankelijk is voor voorbijgangers, maar voor de kapel geldt een uitzondering. De monniken noemen dit besloten gedeelte het Slot. Je vindt daar de refter waar de monniken vroeger in stilte aten. Naast de refter is een grote keuken, waar de broeders met veel aandacht de maaltijden voor zoveel mensen bereiden.

In de binnentuin worden allerlei kruiden geteeld. De prachtig gewelfde kruisgang verbindt de ruimtes en geeft ook toegang tot andere gemeenschappelijke ruimtes zoals bibliotheek en sacristie. De cellen, de eenvoudige kamers van de monniken, liggen boven de kruisgang.  Aan de noordkant vind je werkplaatsen en stallen van de grote boerderij die bij het klooster hoorde.

Deze bijzondere plek vraagt om mensen die bezieling brengen.

De overgang tussen het Slot en het voor publiek toegankelijke deel van de kloostergebouwen wordt gevormd door het poortgebouw. Daar woont Jan Willem met zijn gezin als lid van de woongemeenschap. En er zijn kamers voor gasten. Hier vind je ook de buitenkapel, van oudsher de kapel die door mensen van buiten het klooster werd bezocht. ‘Vroeger kwamen hier de “moetjes” uit de wijde omgeving, tot aan Raalte toe. Je kon je hier voor een habbekrats laten trouwen door de monniken. Dat gaf bij de monniken ook  minder gedoe dan bij de pastoor’, vertelt Jan Willem met een glimlach. In de buitenkapel is in de nieuwe opzet de theeschenkerij gevestigd.

 

 

Heilige ruimte
Jan Willem neemt me mee naar een plek, waar hij graag is binnen het klooster. Via de kloosterkeuken en door de lange stille kruisgang komen we in de sacristie. Een heilige ruimte waar de monniken hun attributen voor de mis bewaarden. We strijken neer in een klein hoog kamertje, waar een groot heiligenbeeld ons welwillend lijkt te verwelkomen. Door de hoge ramen van de stille ruimte vallen banen bladgefilterd licht.

Jan Willem heeft nog geen moment spijt gehad van zijn keuze op Nieuw Sion te gaan wonen. Wel is het een hele kunst om zo’n woongemeenschap vorm te geven met een nieuwe groep mensen. De dagelijkse getijdengebeden ervaart hij als een grote bron van hulp hierbij, zowel voor zichzelf als voor de gemeenschap.

 

 

‘Je leert om voorbij jezelf te kijken; elkaar aan te spreken op wat God voor jou is, voor jou betekent. Ik ben er opener en buigzamer door geworden, minder onverschillig ook in die zin dat ik niet meer voor dingen wegloop. Misschien is het wel mijn roeping om hier mijn leven vorm te geven, dienstbaar aan de gemeenschap. Deze bijzondere plek vraagt om mensen die bezieling brengen.’

 

 

Vandaag heeft Jan Willem het druk. Op deze mooie dag wil alles groeien en bloeien, werk aan de winkel. Overal lopen vrijwilligers die even moeten weten wat ze kunnen doen. In de kas, in de tuin, op het erf of bij de verbouw van één van de stallen. Dit is de plek waar zijn hart ligt. “Bid en werk” en vooral ook “leef samen met bezieling”. Het hangt hier in de lucht en wordt ingeademd door al deze behulpzame mensen.

 

Fotografie: Viorica Cernica

Gelegen tegen de Mariakerk met uitzicht op de Nieuw Markt, mag de voormalige koopmanswoning van Riek Lem op z’n minst bijzonder heten. Verhalenmaker Karin Straatman nam een kijkje achter de voordeur van het monumentale pand.

 

 

Een favoriete winkel van verhalenmaker Hanneke Brand is De Wonderkas, op Nieuwe Markt 14. En zo ontdekte ze een bordje naast de ingang, waarop staat vermeld dat het pand zich een Rijksmonument mag noemen. Nieuwsgierig geworden stapt ze de winkel binnen. Dit keer niet op zoek naar een plant, maar naar verhalen.

 

 

Fotografie: Hanneke Brand

In deze podcast van #DeventerVerhalen gaat Petra Baars in gesprek met Rob te Wierik over de voormalige Latijnse School waar sinds 2018 zijn hotel In het huis van Deventer is gevestigd.

 

Benieuwd naar de verhalen achter de muren van Restaurant Bouwkunde trok verhalenverzamelaar Anne Koot naar Het Klooster 2. In twee podcast-afleveringen blikt terug op de verschillende functies die het statige monumentale pand heeft gehad.

In aflevering 1 komt aan het woord Alie Kattenbeld-van der Wal. Haar man Joop Kattenbeld was beheerder van het gebouw in de zeventiger jaren.

In aflevering 2 spreekt Anne met Pieter van de Pavoordt en Joep van de Pavoordt. Pieter begon begin tachtiger jaren met twee collega’s theater Bouwkunde. Inmiddels bestiert hij samen met zijn vrouw Heleen Boom hij al 40 jaar met passie en toewijding Restaurant Bouwkunde. Joep van de Pavoordt is jarenlang theatertechnicus geweest bij Theater Bouwkunde. Nu is hij hoofd techniek bij Mimik.

 


Joep van de Pavoordt

 

Verhalenverzamelaars Ingrid Roelants en Petra Vink doken voor een podcast in het verleden, heden en de toekomst van de Maranathakerk. Ze hadden daarvoor een uitgebreide ontmoeting met Frans Latupeirissa en Alex Thenu, beiden als bestuurslid nauw betrokken bij de kerk.

 


Frans Latupeirissa

 


Alex Thenu 

 

Benieuwd naar de verhalen achter de muren van Restaurant Bouwkunde trok verhalenverzamelaar Anne Koot naar Het Klooster 2. In twee podcast-afleveringen blikt terug op de verschillende functies die het statige monumentale pand heeft gehad.

In aflevering 1 komt aan het woord Alie Kattenbeld-van der Wal. Haar man Joop Kattenbeld was beheerder van het gebouw in de zeventiger jaren.

In aflevering 2 spreekt Anne met Pieter van de Pavoordt en Joep van de Pavoordt. Pieter begon begin tachtiger jaren met twee collega’s theater Bouwkunde. Inmiddels bestiert hij samen met zijn vrouw Heleen Boom hij al 40 jaar met passie en toewijding Restaurant Bouwkunde. Joep van de Pavoordt is jarenlang theatertechnicus geweest bij Theater Bouwkunde. Nu is hij hoofd techniek bij Mimik.

 


Alie Kattenbeld-van der Wal

Opgericht eind jaren dertig voor de Nederlandse krijgsmacht, is de Westenbergkazerne in Schalkhaar nu in gebruik als asielzoekerscentrum. Veelal voor de opvang van oorlogsvluchtelingen. Oorlogsdreiging is daarmee onbedoeld een blijvende rode draad van Spanjaardsdijk 47, waarvan een deel Rijksmonument is. Huismeester Paul Geurtsen en locatiemanager Anja Ran over de historie en huidige functie van hun monumentale werkplek.

Een destijds geheime brief uit 1957, ingelijst tegenover het bureau van Paul, verraadt iets van de bijzondere historie van Spanjaardsdijk 47 in Schalkhaar, het asielzoekerscentrum (AZC) waar sinds dertig jaar vele nationaliteiten zijn opgevangen. Anja: ‘Afhankelijk van de brandhaard kwamen de oorlogsvluchtelingen uit Iran, Irak, Somalië, Nigeria, Kongo, Rwanda, Burundi. Nu komen de meeste asielzoekers uit Wit-Rusland, Syrië, Jemen, Turkije en Afghanistan. In totaal is er plek voor 650 asielzoekers.’

 

 

Schalkhaarder 

Velen van hen zullen zich amper tot niet bewust zijn van de geschiedenis van hun opvangplek en de rol die oorlog hierin heeft gespeeld. Eind jaren dertig van de vorige eeuw wordt architect A.G. Boost door het Ministerie van Oorlog benaderd voor het ontwerpen van zestien kazernecomplexen, waaronder De Westenbergkazerne. Het dankt zijn naam aan generaal-majoor Westenberg (1764-1841). De bouw werd abrupt onderbroken door de uitbraak van de Tweede Wereldoorlog. De Duitse bezetter voltooide in 1940 de kazerne en huisvestte er het beruchte Politieopleidingsbataljon (POB) Schalkhaar. In de periode 1941-1944 werden er ongeveer 3.000 Nederlanders onder Duits toezicht geschoold in de ideologie van de SS. De benaming Schalkhaarder was in oorlogstijd en lang daarna een scheldwoord. De kazerne huisvestte ook de Storm Westenberg van de Nederlandse SS. Dat de Duitse bezetter daar veel belang aan hechtte, blijkt uit een bezoek van de nazikopstukken Heinrich Himmler, Hans Rauter en Arthur Seyss-Inquart in februari 1944 aan de locatie.


Paul van Vliet
Paul: ‘Na de oorlog werd de Westenbergkazerne in gebruik genomen door de Koninklijke Landmacht. Vele duizenden dienstplichtigen en beroepsmilitairen beleefden vanaf 1953 mooie tijden op de Westenbergkazerne. Een van de prominentste dienstplichtige op de Westenbergkazerne was de onlangs overleden Nederlandse cabaretier Paul van Vliet. Hij diende in de jaren 1955/1956 als welzijnszorgofficier en trad er volgens zeggen ’s avonds op met onder andere zelfgeschreven revues. Zijn conference Majoor Kees uit de jaren zeventig zou geïnspireerd zijn op zijn verblijf op de Westenberg.’

 

 

Het Poortgebouw
In de kazernetijd tot 1992 kenden de diverse ruimtes in het Poortgebouw de volgende gebruikers: officiers- en onderofficiersmess, sportzaal, wacht, welzijnszorg, tandarts, bataljonsstaf en de militaire geneeskundige dienst. ‘Dat is nu compleet anders’, vertelt Anja. ‘Links van de poort maken kinderen de dienst uit in de peuterspeelzaal en in de voorschoolse opvang met buiten een speelterrein. De ruimte daarnaast is voor overleg en trainingen. Rechts van de poort hebben de vrouwen een eigen honk met de naam Sisters. Er staan naaimachines en er is een gezamenlijke ruimte voor vermaak.’

Originele cellen
Paul: ‘Andere gebruikers in het Poortgebouw zijn de woonbegeleiders, de managers en managementassistenten, de IBO en de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V). IBO staat voor Intensieve Behandel Opvang die een tweedehands kledingwinkel hebben ingericht. De afdeling ICT heeft er zijn kantoren en een patchruimte (voor telefonie en het netwerk). De originele cellen, waar overtredende militairen tijdelijk werden opgesloten, zijn nog grotendeels intact en nu in gebruik als opslagruimtes. Tot slot heb je helemaal links de sportzaal waar diverse sporten worden uitgeoefend.’

 

 

Brothers
Rondom het Poortgebouw zitten de Bewonersgebouwen voor de 550 asielzoekers. Dan heb je ook nog het woongebouw voor de IBO, een gebouw voor de gezondheidsorganisatie VZA en vluchtelingen werk. Verder een ruimte voor de flexwerkers en een grote vergaderzaal waar o.a. de kinderen van groepen 7 en 8 van de Nicolaas en De Sleutel elk jaar hun eindejaar voorstelling voor hun ouders houden. Bij de ingang aan de Frieswijkerweg vind je de receptie en het magazijn. Het grote gebouw E herbergt het openleercentrum, de ICT- en computerruimte voor de asielzoekers, de fietsenwerkplaats en een ruimte voor de kleermaker en kapper. Tot slot zit in dat gebouw de woonkamer waar de bewoners, voornamelijk mannen, tv kunnen kijken en kunnen biljarten. Dit is ook de uitvalsbasis waar de mannen via hun honk Brothers van alles organiseren.

 

‘Meest opvallend aan de buitenkant zijn de halfronde, glazen wachterscabines, aangebracht onder een plat koperen dakje met brede dakrand’

 

Rijksmonument
Het Poortgebouw van de Westenbergkazerne-complex heeft het predicaat Rijksmonument, onder andere vanwege de vormgeving in een zakelijke stijl. Anja: ‘Meest opvallend aan de buitenkant zijn de halfronde, glazen wachterscabines, aangebracht onder een plat koperen dakje met brede dakrand.’
Het Poortgebouw wordt door Rijksmonumenten geroemd om zijn algemeen cultuur-, architectuurhistorisch en stedenbouwkundig belang en uitwendige gaafheid. Verder is het een beeldbepalend onderdeel van het kazernecomplex. Tot 1987 diende het Poortgebouw als hoofdingang naar het kazerneterrein. In dat jaar kreeg de kazerne een nieuwe hoofdingang aan de Frieswijkerweg. Dat was nodig, omdat het bataljon de vertrouwde wielvoertuigen verwisselde voor rupsvoertuigen. Paul: ‘In de doorrit zit nog altijd de inscriptie in natuursteen, ter herinnering aan de legging van de eerste steen.’ Deze werd op 29 maart 1939 gelegd door baron van Voorst tot Voorst, commissaris van de koningin te Overijssel.

 

 

Regimentsmonument
Achter het poortgebouw stond het Regimentsmonument, dat inmiddels is vervangen door een kunstobject. Het kunstobject, een wereldbol, gedragen door twee (naakte) vrouwen met ernaast twee zittende (naakte) kinderen is in opdracht van de eerste AZC-directeur Jacques Eijpe gemaakt. Paul: ‘In het verleden kwam het wel voor dat de naakte sculpturen door sommige asielzoekers aanstootgevend werden gevonden en door hen werden aangekleed. Nu wordt dat meer geaccepteerd en gebeurt dat niet meer.’

Het oorspronkelijke Regimentsmonument op de Westenbergkazerne is nagebouwd en staat nu in het Museum Garderegiment Prinses Irene op het terrein van de Generaal Majoor de Ruyter van Steveninckkazerne in Oirschot. Verhuizing van het bakstenen muurtje was niet mogelijk. De namenplaquette is in 2022 vervangen door een beter leesbare plaquette en is opgenomen in het museum aldaar. De complete museumverzameling over het Garderegiment Prinses Irene begon ooit in Vught en verhuisde van Assen via Schalkhaar naar uiteindelijk Oirschot. De collectie van het museum is grotendeels samengesteld uit attributen van veteranen. Er is meer te zien dan alleen foto’s, uniformen en wapens. Er staan ook enkele voertuigen opgesteld.

 

‘Sommige dingen kun je beter niet oprakelen’

 

Facebookgroep
Naast deze museumverzameling leeft de Westenberg ook voort in de Facebookgroep 13 painfbat GFPI Westenbergkazerne. Deze groep telt momenteel 1.300 leden. In deze groep stelden we de vraag: ‘wie wil een opvallende gebeurtenis op de Westenbergkazerne met ons delen?’. Dit vanwege Open Monumentendag dat dit jaar als thema heeft ‘Als muren konden spreken’. Daar kregen we een aantal reacties op waarvan de meest voor de hand liggende reactie komt van Johnny (lichting ‘82/’87: ‘Het is maar goed dat de muren niet kunnen spreken. Sommige dingen kun je beter niet oprakelen.’

Klein dorp
Anja’s eerste herinneringen aan de Westenbergkazerne gaat terug naar 1994 toen ze begon bij het COA. Ze zou er bijna tien jaar werken: ‘Mijn eerste ervaring met de locatie was dat ik het erg versteend vond; indrukwekkende kille Spartaanse gebouwen, mooi karakteristiek hoofdgebouw, versteende binnenplaats en daaromheen het nodige groen.’ Paul herinnert zich de Westenberg in 1996 vooral als een militair complex met grote slaapzalen en bijbehorend sanitair voor groepen. Dat is na 1996 langzaamaan veranderd. ‘Nu heb ik het gevoel dat het een klein dorp is met een centraal dorpsplein met inmiddels grote platanen.’

 

 

Groener dan toen
Na een periode waarin Anja werkzaam was bij andere organisaties, keerde ze in 2022 terug in Schalkhaar: ‘Toen ik het terrein weer opliep, vond ik het heel groen, groener dan toen ik vertrok in 2003. Mijn favoriete plek is nu wel het middenterrein bij lekker weer; veel mensen buiten aan tafels en op bankjes en kinderen aan het spelen. Tegelijkertijd zag ik ook dat de gebouwen nog steeds de gebouwen zijn, daar veranderd niet veel aan. Teleurstellend vond ik dat er heel weinig geïnvesteerd is in onderhoud en vernieuwing van de gebouwen.’ Paul: ‘Toch zijn in 2014/2015 alle woongebouwen van binnen en buiten gerenoveerd. Dat zie je nu niet meer zo, door het intensieve gebruik moet je veel sneller renoveren dan normaal.’

 

‘Ik vind het een karakteristieke omgeving om te behouden’

 


Verduurzamen
Voor de toekomst staan er allerlei plannen op stapel. Anja vertelt dat het de bedoeling is het Poortgebouw evenwichtiger in te delen en te verduurzamen. ‘Een van de ideeën is het inrichten als kantoor voor het woonteam. Dat betekent een compleet nieuwe herinrichting. Aan de buitenkant zal niet veel veranderen omdat het een Rijksmonument is. Dit speelt in het dagelijks werk wel een rol; het terrein is meer vergroend en samen met de stenen gebouwen is het door de jaren mooier geworden. Ik vind het een karakteristieke omgeving om te behouden. Met de nodige verbouwingen, die noodzakelijk zijn, wordt rekening gehouden om zo goed mogelijk aan te sluiten bij de huidige omgeving en de historie. Het verduurzamen is een kostbare zaak, maar zeker de moeite waard.’ Anja vindt het Poortgebouw historisch gezien zeer de moeite waard om behouden te blijven voor het dorp Schalkhaar en omgeving.

 

 

Geheime brief 

Transparantie met de buurt is niet altijd vanzelfsprekend geweest, zo getuigt ook die brief aan de muur op Pauls werkplek. Paul: ‘Met de verbouwing van de officiersmess kwam ik deze brief tegen die toen ook al was ingelijst. Toen dacht ik laat ik hem maar in mijn kantoor ophangen voordat die verdwijnt.’ Het is een geheime brief van 2 november 1957. Gericht aan Koningin Juliana, Staatssecretaris Sociale Zaken A.A. van Rhijn en Minister van Defensie C. Daaronder staat geschreven ‘dat er onder strenge geheimhouding een munitiemagazijn voor maximaal 58 ton munitie wordt opgericht’. Weinig omwonenden zullen geweten hebben van dit explosieve geheim op het terrein van hun buren.
Het AZC doet niet mee aan de Open Monumentendag op 9 en 10 september. Wel kan de omgeving kennismaken met het AZC tijdens Burendag op zaterdag 23 september 2023.

 

Meer weten?
Boek: Schalkhaar. Zicht op Kerk en Dorp; door Ton Groot Koerkamp, Paul Eggermont en Paul Tervoort; uitgegeven door Parochie van de H. Nicolaas te Schalkhaar; 1993.
Boek: In de schaduw van de stad; De geschiedenis van de Gemeente Diepenveen’, Deel II door Wim Coster; uitgegeven door IJsselacademie; 2000.
Boek: De Schallinckhaer, van heideveld tot kerkdorp; Ontstaan en ontwikkeling van het Sallands kerkdorp Schalkhaar’; Idee Diny Mulder-Steman; Tekst Tonny Mulder; 2012.Museum Brigade en Garde Prinses Irene in de Generaal-majoor de Ruyter van Steveninckkazerne in Oirschot, www.fuseliers.nl
Facebookgroep ’13 painfbat GFPI Westenbergkazerne’.

Fotografie: Viorica Cernica

Aan Diepenveenseweg 82 bevindt zich sinds 1872 de Joodse begraafplaats. Een plek vol vaak aangrijpende verhalen, zo weet kenner Lex Rutgers. ‘Als je hier komt, ervaar je de eeuwige rust.’

Zijn belangstelling voor de Joodse geschiedenis en anti-discriminatie bracht Lex Rutgers bij Etty Hillesum Centrum, waar hij onder andere met Manja Pach de Joodse wandeling heeft opgezet. Onderdeel van de wandeling is de Joodse begraafplaats. Lex is hier zodoende regelmatig te vinden, ook om de begraafplaats te onderhouden. Voor dit onderhoud krijgt hij jaarlijks vanuit de Duitse organisatie Sühnezeichen Friedesdienste Aktion (ASF) hulp van een internationale groep van jongeren uit Duitsland, Oostenrijk en Oekraïne.

 

 

Speciaal voor Open Monumentendag is de begraafplaats zondag 10 september opengesteld voor publiek. Als voorproef op dat weekend, kreeg verhalenmaker Marcel Mulders een rondleiding.

Lex laat me binnen via het poortgebouw en begint direct te vertellen: ‘Dit gebouwtje waar we nu zijn is het metaheer- of reinigingshuis en wordt nog maar zo’n eenmaal per jaar gebruikt voor een begrafenis, het komt uit1900. De begraafplaats is van 1872, bijna even oud als de synagoge, die stamt uit 1892 en tot voor kort ook in bezit was van de Joodse gemeenschap. Deze begraafplaats is de tweede in Deventer en de enige die de Joodse gemeente bezit. De eerste was van 1805, waar nu de Beestenmarkt is. Toen die vol was In 1878, hebben ze dit stukje land aan de Diepenveenseweg gekocht.’

 

 

‘Joden werden in Deventer pas na 1796 als volwaardig burger toegelaten. In dat jaar verordende de regering van de Bataafse Republiek dat: “geen Jood zal worden uitgeslooten van enige rechten of voordeelen die aan het Bataafsch Burgerregt verknocht zyn”. Hierdoor kregen zij ook het recht op het inrichten van een eigen begraafplaats.’

‘In 1960 maakte een stadssanering het wenselijk de oude begraafplaats te ruimen. Het ruimen van zo’n begraafplaats mag eigenlijk niet, voor de eeuwige rust. Het is gebeurd met toestemming van de opperrabbijn. De resten zijn hier herbegraven.’

Afstammeling van Cohen
Nog in het gebouwtje wijst Lex op een graf vooraan, nog zonder steen. ’Dat is een vers graf, van Ietje, die pas is overleden. Zij ligt hier zo vooraan, omdat ze een afstammeling is van Cohen. Dat kun je zien aan die zegenende handen op de grafsteen van haar echtgenoot. Cohen is het oudste en het hoogste priestergeslacht. De eerste Cohen was priester in de oude tempel en hoofd van alle andere priesters. Sindsdien zijn alle opperpriesters mannelijke nakomelingen van die eerste Cohen. Ze heetten dan wel Gosschalk maar van oorsprong is het Cohen. Familienamen als Cahn of Coen of Kats zijn ook allemaal afstammelingen van Cohen.’

 

 

Kohaniem
Als we het gebouw verlaten en weer buitenstaan, wijst Lex op een klein deurtje. ‘Hier heb je het Kohaniem-deurtje, daar moeten de mensen die van Cohen afstammen doorheen. Ze moeten de begraafplaats onopvallend betreden en dan langs de rand van de begraafplaats lopen. Eigenlijk mogen ze er niet komen, omdat het geen reine plek is vanwege de dode mensen die er liggen. Dat mag je het hoge priestergeslacht niet aandoen. Heel bizar.’

Levieten
‘Het tweede priestergeslacht zijn de Levieten, de Levi’s. Ze waren de helpers van het hoogste priestergeslacht. Hygiëne is van oorsprong heel belangrijk. Op de grafsteen van een Leviet staat daarom een schenkkan. Je doet in de schenkkan met twee handvaten gereinigd water en dan schenk je drie keer over en weer. Dat doe je voordat je gaat eten, wanneer je van de WC afkomt en ook als je een begraafplaats bezoekt.’

Waar Lex kijkt, weet hij iets te vertellen. ‘Hier liggen de ouders van Han Hollander, de beroemde radioverslaggever, Frouwke en Simon Hollander.’ ‘En die daar heeft geen steen. Die had er geen geld voor. Dat kwam in die tijd veel voor.’

‘Die stenen die plat liggen zijn Sefardische graven. Die kwamen oorspronkelijk uit Spanje en Portugal. En de andere zijn Asjkenazische graven. Die kwamen uit Oost-Europa.’

‘Dat grote graf met een hekje eromheen is van de familie Noach. Die hadden vrij veel geld uit de lompenhandel. Ze wilden verschil maken, maar eigenlijk moeten de stenen een beetje identiek zijn.’

 

Ik ken de verhalen van bijna alle families die hier liggen’

 

Eeuwige rust
We lopen verder. Lex vertelt waarom hij zich betrokken voelt bij de Joodse begraafplaats: ‘Ik ken veel mensen uit de Joodse gemeenschap en toen ik voor het eerst bij een begrafenis aanwezig was, was ik onder de indruk van de riten die daarbij horen. Maar ik vond het wel raar dat naaste vrouwelijke familie niet dichtbij het graf mag staan.’

 

 

‘Als je hier komt, ervaar je de eeuwige rust en het bijzondere; allemaal sobere grafstenen met soms alleen maar Hebreeuwse teksten en geen bloemen. Door de oorlog en de Jodenvervolging – 80% is vermoord – zijn er veel Deventer joden hier niet begraven en dat kenmerkt de vele open plekken, anders had het hier allang vol gelegen. Ook sommige teksten op de grafstenen verwijzen daarnaar. Ik ken de verhalen van bijna alle families die hier liggen, wat voor mij deze plek iets van “thuiskomen” geeft. Het is bijzonder dat ik hier mag rondleiden van de Joodse Gemeente en bezoekers hier deelgenoot van mag maken.’

308 mensen
We verlaten het oude gedeelte van de begraafplaats en lopen door naar een nieuwer stuk. ‘In 1939 hebben ze een nieuw stuk grond gekocht. En als de oorlog er niet was geweest dan was het in 1960 al vol geweest. Daar in dat muurtje is nog een Kohamiem-deurtje voor dit nieuwe gedeelte. Daarachter in een verzameld graf liggen de resten van 308 mensen van de oude begraafplaats.’

‘Achteraan liggen stenen die wat ouder lijken, die zijn nog van 1939. Maar verder is dit allemaal van na de oorlog.’

Lex raakt niet uitverteld. Hij wijst op de graven van bekende Deventenaren die zaken hadden in de binnenstad zoals de kledingzaken van Mesritz en Spanier, de textielzaak van Adelaar en de slachterij van Zendijk.

‘Dit is het graf van de familie Gelder. Herman Gelder was 40 jaar lang voorzitter van de joodse gemeente tot zijn dood in 1949 of volgens de joodse jaartelling 5709.’

‘Deze vrouw was getrouwd met een niet-joodse man, meneer Vrolijk. Die mocht hier niet begraven worden, dus ligt zij hier alleen. Ik hoop dat ze het daar goed over gehad hebben samen.’

Wijzend op een steen die tegen een andere aanleunt:  ‘Die man was niet getrouwd en daar staat: “hij heeft altijd voor zijn moeder gezorgd.” En nu zijn de stenen van moeder en zoon tegen elkaar aangezakt. Dat vind ik symbolisch.’

Weer iets verderop: ‘Dat is een vrij nieuw graf, van Leny Adelaar, uit Bathmen. Zij heeft de experimentenbarak van Auschwitz overleefd. Ze kon daarom geen kinderen krijgen. Op haar steen staan de namen van haar ouders en haar broer omdat die geen graf hebben.’

 

 

‘En daar ligt Samuel Spier, die had een lederwarenwinkeltje op de Veenweg. Hij had de oorlog overleefd. Zijn vrouw en zijn twee zoontjes zaten in Friesland ondergedoken. Zij kreeg een relatie met een onderduikman en is daar gebleven met haar zoontjes. Hij kon het niet aan. Hij heeft in 1945 zelfmoord gepleegd. Daarom is de steen zo eenvoudig en klein als een kindergraf.’

‘Hein Jozef Lindeman die daar ligt is een slachtoffer van de executie op de Oxerhof op 6 april ’45. Zij werden gevangengehouden op het landgoed Oxerhof in Diepenveen en zijn toen het Canadese leger al naderde neergeschoten. Van de tien verzetsstrijders die toen omgebracht zijn, waren er drie joods.’

Terug in het gebouwtje wijst Lex ter afsluiting op een gedenkmonument voor de in de oorlog omgebrachte joodse mensen uit Deventer. Er ligt een boek bij met 400 namen. We gaan naar buiten. Lex sluit de deur van het gebouwtje en we laten de doden weer met rust.

 

 

Open Monumentendag
De Joodse begraafplaats is geopend op zondag 10 september, van 13.00 uur tot 17.00 uur. Adres: Diepenveenseweg 82.

 

Fotografie: Viorica Cernica

De week van Fons Geerdink is niet compleet zonder zijn bezoeken aan Lange Zandstraat 15. Op het adres was ooit een machinefabriek en later de brandweer gevestigd. Tegenwoordig doet het monumentale pand dienst als zelfregiecentrum van Stichting Vriendendiensten. Voor Fons een belangrijke plek. ‘Ik voel me er gewaardeerd.’

‘De mensen die daar komen zijn allemaal hoteldebotel’, dacht ik toen een medewerker van Vriendendiensten me vroeg eens te komen kijken bij hun zelfregiecentrum. Ik was er in 1996 al geweest, toen het nog werd gebruikt door ggz-organisatie Dimence. Maar ik heb het toch een kans gegeven en ben gebleven. De tuinman van destijds ging weg en dat werk leek me wel wat.’ Sindsdien staat Fons bekend als Fons de tuinman. ‘Ik verzamel zaden van bijvoorbeeld Afrikaantjes en Zonnebloemen. Als kind vond ik het ook al leuk om in de tuin te werken.’

 

 

Toch was het thuis voor Fons meestal niet fijn. ‘Ik was een beetje het zwarte schaap van de familie. Hoorde er niet echt bij. Als kind viel ik van de fiets en kwam onder een vrachtauto. Dat was in 1964. Hierna heb ik in 1967 weer een ernstig auto-ongeluk gehad. Ook ditmaal overleefd. Blijkbaar had ik toen al een engelbewaarder. Het herstel duurde meer dan een jaar.’

IJsselfront
‘Oorspronkelijk kom ik uit Hengelo (“uut Twente”). Ik ben eigenlijk door toeval in Deventer terechtgekomen. Daarvoor al, vond ik het een mooie stad. Ik weet nog dat ik een keer met mijn vader ergens op de Veluwe moest zijn. Dat was ongeveer in 1968. Op de terugweg reden we over de Wilhelminabrug. Ik was onder de indruk van het IJsselfront. “Stop,” riep ik, “ik ga een foto maken.” Misschien heb ik toen al gedacht: Daar gaik later wonen. Vijf jaar later, in oktober 1973, kreeg ik via een kennis de kans om boven restaurant De Salland Taveerne in de Vleeshouwerstraat (waar nu Da Mario zit) te komen wonen. In ruil daarvoor verrichte ik hand- en spandiensten. In de jaren daarna ben ik nog actief geweest in het jongerenwerk, in de Kuip (Colmschate) en heb ik gewerkt bij drukkerij Birnie bloemisterij Ten Cate. Voornamelijk door rugklachten ben ik begin jaren negentig helaas thuis komen te zitten.’

 

 

Psychose
‘In 1996 kreeg ik een psychose. Op Schiphol. Ik moest kennissen ophalen. Het was erg warm die dag. Ik wilde gaan zwemmen, dacht dat ik op een strand was, maar liep zonder kleren op de parkeerplaats. Vervolgens werd ik overmeesterd door de marechaussee. Zij brachten mij naar psychiatrisch ziekenhuis Vogelenzang in Bennebroek. Na twee weken kwam ik op Brinkgreven (nu onderdeel van Dimence). Op de open afdeling liep ik weg, ging ik zonder geld in de bus naar mijn zwager in Oldenzaal. De bus ging niet verder dan Hengelo. Toen ben ik maar naar mijn zus gegaan. Zij vond het verstandiger als ik naar Deventer terugging. Ik nam een taxi. In de bocht van afslag 13 van de A1 ontsnapte ik, omdat ik niet kon betalen.’

Natuurlijke kracht
‘Terug op Brinkgreven nam ik mijn medicijnen niet in. Ik trok na een paar dagen een lantaarnpaal uit de grond. Werd overmeesterd door verpleging en politie. Plotseling hoorde ik een stem: “Fons alles komt goed.” Ze stopten me in de isoleercel. Weer hoorde ik die stem: “Maak je maar geen zorgen alles komt goed.” Volgens mij een boven natuurlijke kracht die ik nog steeds ervaar. Een gids als het ware. Ze heeft me altijd begeleid en doet dat nog steeds.’

 

 ‘Zonder medicijnen heb ik het gered’

 

Depressie
‘Twee jaar na de psychose was ik hersteld. Ik kreeg een WAO-uitkering maar moest van het GAK (nu UWV) werk zoeken. Gelukkig vond ik een baan bij zorginstelling Overkempe (Olst) als koerier. Maar ik moest toch verder solliciteren, omdat ik meer uren moest maken. Hierna heb ik gewerkt als taxichauffeur. Helaas kreeg ik weer ernstige rugklachten. Dat was in 2011. Weer liep ik bij huis. Ik belandde in een depressie. Ik heb toen hulp gevraagd bij Dimence en daar een cursus gevolgd. Twee keer per week ging ik naar een gespreksgroep. Daar heb ik allerlei “zaken” besproken. Ik kreeg allerlei handvaten. Praten over wat je dwars zat en waar heb je behoefte aan. Ik heb mijn hele “hebben en houen” op tafel gegooid. De groep draaide om zelfvertrouwen krijgen en leren van jezelf te houden. Dat is gelukt! Zonder medicijnen heb ik het gered.’

 

 

Structuur
‘In die periode (2012) ben ik aan de slag gegaan op de boekbinderij van Dimence en dat doe ik nu nog steeds. Hierdoor heb ik structuur en een doel in mijn leven. Ik heb iets om naar uit te kijken. In dezelfde tijd heb ik kennis gemaakt met het zelfregiecentrum van Vriendendiensten en ik ben er blijven komen. Als dank kreeg ik laatst een mooie kaart! “Fons wat heb je weer hard gewerkt in de tuin. Wat zijn wij daar blij mee”, stond erop. Dat streelt toch een beetje mijn ego, ik voel me dan echt gewaardeerd.’

Machinefabriek en brandweerkazerne
Voordat het een zelfregiecentrum werd, kende het pand op de Lange Zandstraat andere functies. Oorspronkelijk was het een fabriek voor stoomwerktuigen. Jacob van Harte bouwde de fabriek in 1876, het bestond uit verschillende gebouwen, waaronder een gieterij annex smederij en een directeurswoning. Alleen het kantoorpand is behouden gebleven. Het pand is een aantal keren verbouwd en aangepast. De machinefabriek verhuisde en in 1969 werd het gebouw in gebruik genomen als kantoor voor de Deventer Brandweer. De brandweer verhuisde in 1990 naar haar huidige onderkomen aan de Schonenvaardersstraat. Sinds 1991 was het een dagbestedingscentrum van Dimence. Later is het pand overgenomen door Cambio en maakte Vriendendiensten er gebruik van, met vooral hun maatjes-activiteiten. In augustus 2016 startte de stichting er hun zelfregiecentrum.

 

‘Het zelfregiecentrum is toegankelijk voor iedereen’

 

Stichting Vriendendiensten
Vriendendiensten zet zich als stichting in voor mensen met een psychische en/of psychosociale kwetsbaarheid in de gemeenten Deventer, Olst-Wijhe, Raalte en Voorst. Daarnaast biedt Vriendendiensten onafhankelijke GGZ- cliëntondersteuning, ggz-maatjesactiviteiten en uiteenlopende cursussen. Het zelfregiecentrum is gewoon toegankelijk voor iedereen. Binnen het centrum werken betaalde coördinatoren, maar het wordt verder door bezoekers gerund. Er is geen verplichting om “iets” te doen of te organiseren. Wie wil kan iets organiseren en af en toe wordt er vanuit de stichting een grotere activiteit georganiseerd, zoals een barbecue. Bovenal is het een plek waar mensen dingen en activiteiten kunnen uitproberen, waardoor hun gevoel van eigenwaarde kan groeien.

 

 

Fantastische mensen
Fons: ‘Sinds ik bij Vriendendiensten kom, heb ik groene vingers. Ik kom ongeveer 24 uur per week in het zelfregiecentrum. Op de zondagmiddagen hebben we er cliëntenbond café. Voor twee euro per jaar is men lid. Eén keer per jaar wordt er een uitstapje georganiseerd. Ook sta ik één keer per maand achter de bar. En vorig jaar was hier nog een barbecue, waaraan ik heb meegeholpen. Het centrum biedt mij een goede afleiding om niet te vereenzamen en een kans om mij ten dienste te stellen als vrijwilliger. De coördinatoren zijn fantastische mensen, ze geven elke bezoeker het gevoel welkom te zijn.’

Tevreden in Deventer
Al met al voelt Fons zich thuis in Deventer. ‘Het is mijn stad. Ik voel me hier lekker. Dankzij mijn AOW en drie kleine pensioentjes kan ik me goed redden. De huur van mijn huis is laag: Mijn huissie is mijn alles. De Brink is mijn favoriete plein. Elke zaterdagmiddag ga ik daar bij mijn vaste café “iets” drinken en soms eten. Geniet ik van het kijken naar mensen. Museum de Waag is aardig maar het mooiste gebouw is voor mij de Lebuïnuskerk. De foto die ik maakte toen ik met mijn vader over de brug reed, heb ik nog steeds. Ik ben tevreden in Deventer. Ik “draag” geen rugzak, ik sta positief in het leven. Zeker nu ik al meer dan 25 jaar mijn “vriendinnetje” in mijn ziel heb. Ik leef onbekommerd. Zij helpt me met alles, gaat het niet goed met mijn gezondheid? Dan laat zij me dingen doen; “ga naar de dokter, of doe dit of doe dat”. Zij is een spirituele gids, een beschermengel. Dat is het.”

 

 

Fotografie: Viorica Cernica